
Voor mij was er een tijd, nog niet eens zo lang geleden, dat bier een drank was die enkel paste bij heel warm weer. Een ijskoud pilsje aan het eind van de warme dag. Gezien ons klimaat dronk ik dus zelden bier en als het een keer warm was, dan maakte het biermerk eigenlijk niet zoveel uit.
Intussen wist ik wel van het bestaan van speciaalbieren, maar die kennis beperkte zich tot een vaag beeld van stroperige, bruine, zoete dranken met een schuimkraag er op. Tot die keer dat ik in een vlaag van overmoed een Orval dronk. Niet alleen proefde ik een aangenaam bitter, er bleek zich een waaier aan smaken te ontvouwen in mijn mond. En dan die rare bubbeltjes, kleiner en scherper dan bij pils!
Het was die Orval die mij over de streep trok. Als dat er was moest er meer zijn. Nog steeds was ik van mening dat zoet bier vies is, maar er moest meer zijn dat zich aan de bittere kant van het smaakspectrum afspeelde.
En dan ga je dus naar een speciaalzaak met die Orval als uitgangspunt. En dan wordt je van alles aangeraden en neem je overal één flesje van. Je leert de vage teksten op de labels te lezen, zodat je weet dat je geen kat in de zak koopt (want tekst schrijven is toch duidelijk een ander vak dan bier brouwen). Zo wordt elk eind van de dag, voor het avondeten, een feestje van ontdekking. Je kiest je favorieten, je speciaalbier voor iedere dag en je speciaalbier voor feestelijke dagen. Je speciaalbieren voor warme dagen (IPA) en je speciaalbier voor de winter (XX van De Ranke). Je wisselt af zodat niets gaat vervelen. En als je op vakantie gaat (in Schotland) wordt een bezoek aan de lokale supermarkt opeens een veel avontuurlijker ervaring, want ook daar kennen ze hun lokale brouwerijen.
En het mooie is: dat genot van het ijskoude biertje aan het eind van een warme dag, dat bestaat ook nog steeds! Desnoods met een pilsje.

Bart in 't Veld
directeur ProKwadraat